peterschooneveldt | portrait painter

Send e-mail mail_outline Monticello 

Monticello door Peter Schooneveldt.                                                                               23 april 2019

We komen van ver. Wij, als mensheid. Vanuit Afrika, waar onze wieg stond, overspoelden we de aarde. We gingen op reis, voerden oorlogen tegen concurrerende groepen, bouwden nederzettingen en stichtten samenlevingen. Voor de duidelijkheid: Niet wij natuurlijk, maar onze verre voorouders, mensen die wij nooit beter hebben gekend dan een vage schets uit een ver en onzichtbaar verleden.
'We traveled the long and winding road of mankind.' Een dikwijls onbegaanbare weg, een weg die naast valkuilen en obstakels, geplaveid was met irrationaliteit, inconsistentie en contradictie.
Nergens ter wereld komt dat pregnanter naar buiten als hier, in de Nieuwe Wereld, Amerika.
In deze snelkookpan, waarin onder hoge druk een samenleving tot stand kwam, leerde de mens zich kennen als ontdekkingsreiziger, overlever, bouwer, onafhankelijkheidsstrijder, slavendrijver, roofdier, heerser. Nergens kwamen de goede èn slechte eigenschappen van onze soort in zo’n schril contrast aan de oppervlakte als hier. De geschiedenis oordeelde selectief en kende alleen maar winnaars. Eén ding kenmerkte de opbouw van deze op immigratie gebouwde samenleving: Alle neuzen waren gericht naar één kant, naar de toekomst. Dat positivisme culmineerde tot de hoogtijdagen van de Amerikaanse vooruitgang in de vorige eeuw, die konden worden samengevat in slechts één woord: Hoop.
Maar het liep anders. Het bouwwerk vertoonde haarscheurtjes, de zelfverzonnen Amerikaanse droom die zo mooi begon veranderde in een allesbehalve vrijblijvende dwangneurose en vertoonde beetje bij beetje de kenmerken van een nachtmerrie. De blik die altijd zo vooruit gericht was draaide om. Nostalgie is ook één van onze menselijke eigenschappen. Vroeger was alles beter, en dat is natuurlijk ook zo, want toen hadden we wat we nu niet meer hebben: De jeugd, de gesteldheid van je zelf die je, als je die eenmaal bent kwijtgeraakt, nooit meer terugvindt.
De mens die eens zo zelfverzekerd met vooruitstrevende open blik de toekomst tegemoet trad, is onzeker geworden in zijn stappen. Is ook niet zo gek, als je achterom kijkend vooruit moet, zonder op de weg te letten, met je rug naar de toekomst.
Ik sta hier in Charlottesville in Virginia, een jaar na de racistische betogingen die hier plaatsvonden, en luister naar het verhaal van Sally Hemings. Een zwarte vrouw wiens levensweg verstrengeld was met één van de grootste denkers en visionairs die onze mensheid heeft voortgebracht: Thomas Jefferson, de man die één van de Founding Fathers van de Verenigde Staten zou worden. Het gebeurde hier, in zijn huis, Monticello.

Op een dag in het voorjaar van 1607, twee jaar voordat Henry Hudson in dienst van de Verenigde Oost-Indische Compagnie het eiland Manhattan ontdekt waar even later Nieuw Amsterdam zal verrijzen, varen drie zeilschepen na een zeereis van vier maanden de monding van een rivier op. Aan boord 105 passagiers en 39 bemanningsleden. Na het zoeken van een beschutte ankerplaats en verkenning van het binnenland gaan de mensen aan land en stichten de eerste permanente Engelse nederzetting in de Nieuwe Wereld. Plaats van handeling zo’n 500 kilometer ten zuiden van Manhattan. De rivier wordt vernoemd naar de Engelse koning en krijgt de naam James River, net als de nederzetting, Jamestown. De kolonie zal later Virginia worden genoemd, naar ‘Virgin Queen’ Elizabeth I van Engeland.

Samen met Charlotte maak ik een reis door de tijd. Op het programma staan de belangrijke locaties in de ontstaansgeschiedenis van Amerika. Reizen door de tijd is een genot, niet in de laatste plaats omdat je voorstellingsvermogen prettig geprikkeld wordt doordat hier de museale omgeving levend is: Echte schepen, echte gebouwen en echte acteurs in klederdracht met allemaal een zorgvuldig ingestudeerde rol in een historisch drama.
Na een praatje met de kapitein wandel ik over de loopplank van de Discovery, de kleinste van de drie schepen en probeer mij voor te stellen hoe de bemanning van dit minuscule vaartuig een oceaan heeft weten te bedwingen. Het is klam warm in Jamestown Settlement, van oorsprong een moerasgebied. In het museum laat ik de verhalen over de eerste jaren die de kolonisten hier doorbrachten op me inwerken. De honger, de ziektes en de conflictueuse relatie met de autochtone bewoners. Ik realiseer mij, als ik dan toch even mag generaliseren, dat deze populatie mensen, de immigranten, die huis en haard verlieten om zich in een totaal ongewis avontuur te storten, uit een zeker soort hout gesneden moeten zijn geweest. Noem het moed, roekeloosheid of gedrevenheid, het waren andere tijden, zeker, maar toch.
Op het terrein in de openlucht krijgen we een demonstratie van het laden, het afvuren en het herladen van een musket. Met losse kogels en kruitcanisters voor één schot was dat een tijdrovende handeling, die alleen in gedisciplineerd teamverband succesvol was tegen de met pijl en boog uitgeruste native americans: De musket schoot verder, de boog was sneller. Ik schat zo in dat veel van de eerste kolonisten de dood vonden door de punt van een pijl. Ik lees het verhaal van indianenprinses Matoaka, die door de kolonisten werd gegijzeld om te worden geruild voor kolonisten die waren gevangengenomen door haar stam.
Na het verstandshuwelijk met een Engelse kolonist reisde ze als Rebecca Rolfe naar Engeland, waar zij furore maakte als de ‘Indiaanse Prinses’. Ze was de eerste bekendheid uit de Nieuwe Wereld en zorgde voor een nieuw elan van investeringen in de kolonies van Virginia. Ze bleek niet bestand tegen de Europese ziektes, vlak voor haar terugreis stierf ze in 1616. Haar bijnaam was Pocahontas, wat in haar taal ‘speels dartelend meisje’ betekent.

Een sprong van anderhalve eeuw in de tijd. De jaren ’70 van de 18de eeuw, de periode vlak voor de Amerikaanse Onafhankelijkheid. De herinnering aan de eerste kolonisten is onderdeel geworden van een vaag verleden, tijdens Thanksgiving worden hun namen eerbiedig gefluisterd door hun nazaten. Er zijn nu dertien koloniën, verdeeld over een gebied dat ruwweg zit ingeklemd tussen het Appalachen gebergte en de Atlantische kust. De Engelse annexatie van Nieuw Amsterdam is inmiddels een eeuw geleden. Engelse en Nederlandse kolonisten maken plaats voor generaties geboren Amerikanen. Engeland is ver weg. De banden met het moederland beginnen steeds meer te knellen.

We lopen door de keurig geplaveide straten van Colonial Williamsburg, de nieuwe hoofdstad van de kolonie Virginia. Het is aangenaam warm en we hebben zojuist afscheid genomen van een fotograaf/kunstenaar die ons trots zijn schilderijen toonde op zijn iPhone. Op het schermpje van zijn digitale Canon liet hij zijn laatste trofeeën zien die hij hier in de stad geschoten had. Als tegenprestatie toonde ik hem mijn meisje van Vermeer, een foto die ik twee weken geleden maakte in de Plymouth Plantation in Massachusetts, de tweede permanente Engelse nederzetting (1620) in de Nieuwe Wereld. Ik oogstte oprechte bewondering. Fotografen onder elkaar.
Na dit hedendaagse intermezzo laten we ons weer terugglijden in het verleden. Het terugschakelen gaat ons gemakkelijk af. Een koets met paarden passeert en rijdt richting het Governor’s Palace. Op een hoek van de straat zitten twee vrouwen kinderkleertjes te breien. Heren groeten de dames met het afnemen van hun steekhoed. We gaan naar binnen bij de Raleigh Taverne, vanuit geschiedenis perspectief gezien het belangrijkste gebouw van de stad.
Naast de functie van herberg speelde dit gebouw een belangrijke rol in de Amerikaanse Revolutie. Het was een pleisterplaats voor de intellectuelen van de kolonie en een revolutionair broeinest, waar de eerste contouren werden geschetst voor de geboorte van een nieuwe onafhankelijke staat. We worden vriendelijk ontvangen door de gastvrouw die ons na een korte inleiding begeleidt naar een van de kamers. De deur gaat achter ons dicht. Binnen ontmoeten we een gedistingeerde man gekleed in een zwart koloniaal kostuum. Ik herken hem onmiddellijk van de schilderijen en standbeelden, de gelijkenis is treffend. Volkomen overbodig stelt hij zich aan ons voor: ‘My name is Thomas Jefferson, welcome in this room where history was written’.
Jefferson was een veelzijdig mens, een uomo universale. Hij was behalve politicus en filosoof ook wetenschapper, jurist, uitvinder, schrijver en architect. Hij was de grondlegger van de jeffersoniaanse architectuur. Amerika staat er vol mee. Hij trad als jurist toe tot de rechtbank in Virginia. Hij verzamelde boeken uit de hele wereld en was enorm belezen. Hij verdiepte zich in de geschriften van de verlichtingsfilosofen John Locke en Spinoza. Waarden als individuele vrijheid, vrijheid van godsdienst, geweten, handel, en recht op verzet tegen onwettig gedrag van de overheid. Hij kende zijn klassieken, liet zich inspireren door Epicurus; de levensovertuiging van het nastreven van persoonlijk geluk. Hij schreef veel politieke pamfletten waardoor hij opviel bij zijn medepolitici. Uiteindelijk werd in hem de juiste man gevonden om de Onafhankelijkheidsverklaring te schrijven. Hierin schetste Jefferson in felle bewoordingen de door hem en vele anderen ervaren uitbuiting van de Amerikanen; hij betitelde de Engelse koning als een tiran. Het feit dat de Amerikanen bijvoorbeeld hun eigen landbouwproducten niet zelf mochten verwerken, maar naar Engeland moesten verschepen, om ze na de bewerking aldaar duur te moeten inkopen, was voor de meeste Amerikanen onverteerbaar.
In een gepassioneerd betoog vertelt hij hoe dit sentiment de aanloop vormde voor de Onafhankelijkheidsoorlog tegen de Engelsen en het uitroepen van de onafhankelijkheid op 4 juli 1776. ’But that was the easy part’. De grootste uitdaging diende zich daarna pas aan: Stel dat je wint, hoe ga je dan de geboorte van een nieuwe staat vormgeven. Welke staatsvorm? Hoe krijg je de dertien koloniën op één lijn? Hoe richt je een democratie in? (Veel Europese voorbeelden waren er nog niet, misschien met uitzondering van De Nederlanden.) Hoe regel je het stemrecht? Met welke uitgangspunten schrijf je een grondwet? Dan declameert hij:

‘We hold these truths to be self-evident, that all men are created equal, that they are endowed by their Creator with certain unalienable rights, that among these are Life, Liberty and the pursuit of Happiness’

‘Is het al de vierde?’, vraagt een op sterven liggende man aan zijn naasten. Op 4 juli 1826, op de dag af precies 50 jaar na zijn Independance Day, overlijdt Thomas Jefferson in zijn huis Monticello. In die 50 jaar bekleedde hij zo’n beetje alle functies die een politicus kan bekleden. Ambassadeur in Frankrijk, secretary of state (minister van buitenlandse zaken), vice-president onder John Adams. In het jaar 1800 wordt hij gekozen tot de derde president van de Verenigde Staten. Na twee ambtstermijnen trekt hij zich in 1809 terug op zijn landgoed Monticello.

In afwachting van de rondleiding staan wij te klappertanden in de regen. Het weer is omgeslagen. Het is onverwachts koud en we zijn te licht gekleed. Er waait een kille wind, rondom de heuvel waarop het huis gebouwd is drijven flarden mist. We zijn blij als de deuren opengaan en we naar binnen mogen. Monticello is Italiaans voor ‘kleine berg’. Het is gesitueerd in een heuvelachtig landschap aan de oostkant van het Appalachen gebergte net buiten het stadje Charlottesville. De omvang van het landgoed strekt zich uit zover het oog rijkt.
We krijgen uitleg over het gebouw, maar daar ga ik in deze context niet meer over vertellen dan dat het een imposant plantage huis is naar Jefferson’s eigen ontwerp in de Amerikaans neoclassicistische stijl en dat hij er meer dan 40 jaar over deed om het te voltooien. Veel interessanter is het leven van de bewoner zelf.
Jefferson is één keer getrouwd geweest. Zijn vrouw Martha Wayles baarde in tien jaar tijd zes kinderen, waarvan er vier kort na de geboorte stierven. Andere tijden. Zij had een slechte gezondheid. Na de geboorte van haar laatste kind stierf zij zelf op 33 jarige leeftijd. Jefferson was jarenlang depressief. Hij hertrouwde nooit.
Gedurende zijn leven was Jefferson naast zijn imposante landgoed ook eigenaar van meer dan 600 slaven. Deze leefden in een lint van gebouwtjes aan de Mulberry Row, een met moerbij bomen omzoomd pad aan de rand van de heuvel terzijde van het huis. Hier vonden ook de industriële activiteiten plaats. Er waren werkplaatsen, smederijen, opslagplaatsen, stallen en slavenverblijven. De slaven verrichtten arbeid op de verschillende plantages op het landgoed en werden ook ingezet bij de bouw van zijn huis. 

Als de rondleiding klaar is worden we uitgenodigd om op eigen gelegenheid de Sally Hemings tentoonstelling te bezoeken. Deze bevindt zich aan het eind van de keldervertrekken van het huis. Onze gids merkt op dat de tentoonstelling net twee maanden open is en dat hij is vormgegeven met de grootst mogelijke zorgvuldigheid en terughoudendheid, aangezien de inhoud voor veel groeperingen in Amerika controversieel is.
In een klein kamertje aan de zijflank van het huis luisteren wij naar het verhaal dat in onze tijd van Black lives matter en #Metoo op z’n minst opmerkelijk mag worden genoemd:
Kort na de dood van zijn vrouw vertrekt Jefferson naar Frankrijk om daar het ambt van ambassadeur te vervullen. Na verloop van tijd laat hij zijn jongste dochter Mary overkomen om bij hem in Parijs te komen wonen. Zij krijgt van de familie een dienstmeisje mee, Sally Hemings. Mary is 9 jaar oud als ze op reis gaan, Sally is 14. Zij blijven twee en een half jaar in Frankrijk. Hoe de onderlinge relatie tussen Jefferson en Hemings in die periode is geweest zal altijd in nevelen gehuld blijven. Een romantische versie doet de ronde maar die is verre van geloofwaardig. Van gelijkwaardigheid in de relatie was geen sprake. Het was in die tijd publiek geheim en dus gangbaar dat plantagehouders kinderen verwekten bij hun slavinnen. Als saillant voorbeeld mag misschien dienen dat Sally en Jefferson’s overleden vrouw Martha halfzusters waren. Hoe dan ook, als het einde van Jefferson’s ambtstermijn nadert is Sally zwanger. Hij vraagt haar mee terug te gaan naar Virginia maar zij weigert. Hier in Frankrijk is slavernij bij wet verboden en is zij dus vrij. Bovendien spreekt ze al een aardig woordje Frans. Pas als Jefferson haar belooft dat zij thuis uitzonderlijke privileges zal genieten en dat al haar kinderen die zij later zal baren vrije burgers zullen zijn na hun 21ste verjaardag stemt zij toe. Terug in Amerika baart zij haar eerste kind. Het leeft slechts kort. In de jaren daarna zal zij nog vier kinderen baren van wie Jefferson de vader is. Twee eeuwen lang wordt dit ongemakkelijke verhaal verzwegen of ontkend, maar inmiddels is het onomstotelijke bewijs geleverd. Met moderne DNA technieken is inmiddels de hele bloedlijn van Thomas Jefferson in kaart gebracht. Sally Hemings leeft haar leven lang in slavernij met haar kinderen. Zij zorgt voor Jefferson’s kamer en garderobe. Na zijn overlijden blijkt de ex-president forse schulden te hebben. Monticello wordt door de erfgenamen verkocht aan een nieuwe eigenaar, samen met de inboedel, waaronder een paar honderd slaven en Sally Hemings. Haar kinderen zijn dan al op volwassen leeftijd door Jefferson vrijgemaakt. Sally zelf heeft haar leven lang in slavernij doorgebracht.
Ik denk even terug aan de man in het zwart die ik in Williamsburg heb ontmoet, in mijn hoofd hoor ik de woorden die hij toen sprak: ‘We hold these truths to be self-evident, that all men are created equal…… Ik vraag mij af, is dit dezelfde man?
We gaan naar buiten en wandelen even later over Mulberry Row. Op een bordje staat ‘Thomas Jefferson’s gravesite’ met een pijl naar beneden. We dalen de heuvel af naar het dal waar ik in de mist de eerste contouren ontdek van de familiebegraafplaats. Het toegangshek met familiewapen is dicht, maar dat is niet erg. De tombe van Jefferson staat vooraan. De met algen en mos begroeide grafstenen druipen van het vocht van motregen en mist. De koude melancholische sfeer die zo mooi past bij een necropolis. Even onttrekt een grote flard mist de rest van de begraafplaats aan het zicht, waardoor Jefferson nog prominenter op de voorgrond treedt. Ik sta er gehypnotiseerd naar te kijken. Wie was deze man? Die man met die dubbele moraal.

Het is windstil en warm, de hemel is strakblauw. Jonge stelletjes met selfie sticks, vrolijke veteranen in rolstoelen die op de groepsfoto gaan tegen de achtergrond van monumentale architectuur. We lopen over The National Mall van Washington DC, het immense terrein dat zich uitstrekt van Capitol Hill naar het Abraham Lincoln Memorial, met daar tussenin de musea, de obelisk en meer monumenten, aan de rechterkant geflankeerd door het Witte Huis en aan de linkerkant door het Tidal Basin met in de verte, blinkend in de weerspiegeling van het rimpelloze meer, het Jefferson Memorial : De etalage van de Verenigde Staten.
Eerst bezoeken we het prachtige Martin Luther King Memorial. ‘Out of a mountain of despair, a stone of hope’. Vanaf het monument heb je een fenomenaal uitzicht over het meer met aan de overkant het Jefferson Memorial, een schitterend witte parel in een blauwe oester. Twee totaal verschillende mannen, met totaal verschillende dromen, gescheiden door ras en twee eeuwen turbulente geschiedenis, die beiden, elk op hun eigen manier en vaak tegen wil en dank, een monumentale rol hebben gespeeld in de strijd om gelijke burgerrechten.
We gaan onderweg. Ons onvermijdelijke doel het Jefferson Memorial. Ondanks dat er een hop-on bus rijdt besluiten we de afstand wandelend te overbruggen. Het gebouw langzaam groter zien worden draagt bij aan de beleving. Je wordt er ook niet slechter van als je ergens moeite voor moet doen; naast het gebouw uit de bus stappen voelt te makkelijk, je moet het verdienen. Een klein half uurtje later bestijgen we bezweet en wel de marmeren trappen van het enorme koepelvormige gebouw met zuilengalerij, dat enigszins doet denken aan het Pantheon in Rome. Aan de wanden en op het plafond vind ik teksten van Jefferson met natuurlijk de preambule die heeft geleid tot de Onafhankelijkheidsverklaring, alles scherp in marmer gebeiteld. Amerikanen hebben dat beter begrepen dan wij: Een volk heeft verhalen nodig, een verbindend narrative. Verder is het gebouw het toonbeeld van mythevorming en grootheidswaanzin. Ik bespeur bij mezelf dat ik daar niet helemaal ongevoelig voor ben, sterker nog, ik laat alle weerstand varen. Ik laat me bedwelmen door het euforische gevoel wat schoonheid en grootsheid teweeg brengt bij mensen. Daar staat hij. Met mijn hoofd in mijn nek kijk ik op naar het zes meter hoog torende bronzen standbeeld van de man die ik in zijn privéwoning een beetje beter heb leren kennen. Monticello, kleine berg, contradictio in terminis. Na een zachte landing sta ik weer met beide benen op de grond. Was hij hypocriet? Had hij het anders kunnen doen? Had hij een voorbeeld moeten stellen en zijn mensen vrij maken? Hij had daarmee zeker een steen gegooid in de onbeweeglijke zee die slavernij toen was. De kringen die de steen zou hebben veroorzaakt zouden even hebben geduurd maar daarna snel zijn verdwenen. Hij deed iets anders. Hij schreef een grondwet. Daarmee veroorzaakte hij een aardverschuiving in de bodem van diezelfde zee waar je in eerste instantie nog niets van merkte, maar die negentig jaar later zou leiden tot een vloedgolf van gebeurtenissen in de Amerikaanse geschiedenis.

In de grondwet met die mooie woorden ‘all men are created equal’ zat een weeffout, of noem het maar een tikkende tijdbom. Hierin was namelijk de clausule opgenomen dat iedere staat dit beginsel op eigen manier mocht interpreteren. Slavernij was bij wet toegestaan. Het was een noodzakelijk compromis om alle neuzen van de dertien koloniën in die tijd dezelfde kant op te krijgen.
Een kleine eeuw later bestond Amerika uit 34 verenigde staten en was de situatie als volgt: In de welvarende Noordelijke staten draaide de economie op industrialisatie en betaalde arbeid. De slavernij was afgeschaft. In vergelijking met het Zuiden was het Noorden bovendien moderner, democratischer en liberaler; de welvaart was ook beter verdeeld. De Zuidelijke staten waren zowel in economisch als in politiek opzicht achtergesteld. De agrarische economie van het aristocratische Zuiden was feodaal en traditioneel: het economische zwaartepunt lag bij de schatrijke grootgrondbezitters die met inzet van slavenarbeid katoen en tabak verbouwden. Door het lagere inwonersaantal, dat bovendien voor bijna de helft uit slaven bestond, was de invloed op de landspolitiek ook vele malen kleiner.
In november 1860 wordt Abraham Lincoln gekozen tot president, een absolute doorn in het oog van de Zuidelijke staten. De wens van de nieuwe vrijzinnige president om de uitbreiding van de slavernij naar de nieuwe Westelijke staten een halt toe te roepen, ook wel bekend als de indammingspolitiek, schiet de Zuiderlingen in het verkeerde keelgat. In het voorjaar van 1861 scheiden elf Zuidelijke staten zich van de Union af als de Confederate States, waarna het wachten is op het eerste schot. Het startsein voor de Amerikaanse Burgeroorlog. 

We parkeren de auto op de parkeerplaats van Gettysburg National Military Park. Deze prachtige omgeving met haar lieflijk glooiende groene heuvels was zo’n anderhalve eeuw geleden het decor van een van de grootste en smerigste veldslagen in de geschiedenis van de Westerse wereld. In drie dagen tijd vallen 6.800 doden en meer dan 30.000 gewonden. De aanvankelijk succesvolle Robert E. Lee, de opperbevelhebber van de Confederatie, lijdt hier een bittere nederlaag. De slag is het grote keerpunt in de oorlog.
We laten de grote hoeveelheid gedenktekens, die her en der in dit heuvellandschap verspreid liggen voor wat ze zijn en gaan het museum binnen. Grootste attractie is zonder twijfel het Gettysburg Cyclorama, een enorm cilindervormig panoramaschilderij waarin tot in de kleinste details de Slag bij Gettysburg wordt verbeeld. Het werd twintig jaar na de slag geschilderd door de Franse artiest Paul Philippoteaux.
Een eindje verderop in het museum kom ik oog in oog te staan met de Faces of Gettysburg, een wand vol mannenportretten in zwartwit en sepia. Ik realiseer mij dat de fotografie in die tijd nog in de kinderschoenen stond maar ze zijn prachtig, alleen al omdat ze de talloze gesneuvelden een gezicht geven. De mensen achter de getallen. Een lichte huivering gaat door me heen. In de vier jaar tijd dat de Amerikaanse Burgeroorlog duurde vonden naar schatting 700.000 van deze mannen een gruwelijke dood. Zij stierven voor een hoger doel, aldus de Amerikaanse geschiedenisboekjes. Ik heb dat vaker gehoord in dit land. Het zou niet bij deze ene keer blijven dat zinloze waanzin werd gemaskeerd met de half-doorzichtige voile van eervolle vermeldingen en zingeving.
Overigens, bij aanvang van de oorlog was de slavenemancipatie niet het eerste oorlogsdoel. Dat werd het pas later, niet zozeer uit morele overwegingen, maar eerder uit economische en militaire.
Met zijn emancipatie-proclamatie verminderde Lincoln de kans dat landen zoals Frankrijk en Engeland, die veel katoen uit de Zuidelijke staten importeerden maar slavernij afkeurden(…), de Confederatie zouden erkennen en eventueel te hulp zouden schieten. Bovendien mobiliseerde hij al doende talloze zwarte Noorderlingen, veelal gevluchte slaven, om deel te nemen aan de oorlog. Hun aantallen maakten uiteindelijk het verschil. Na de capitulatie van de Confederatie lag het zwartgeblakerde Zuiden in puin. De overheid stelde een plan op voor de wederopbouw van het Zuiden, een plan dat jammerlijk vastliep na de moord op Abraham Lincoln. De slaven kwamen vrij en verspreidden zich over het land, maar de strijd om gelijke burgerrechten moest nog beginnen. De oorlog voorbij, de haat bleef en gaf brandstof voor het oprichten door Zuidelijke veteranen van de Ku Klux Klan een jaar na de oorlog. De strijdbijl werd nooit begraven, de Confederate flag wappert bij wijlen nog steeds. Het sentiment van de Burgeroorlog woekert als een smeulende veenbrand voort tot op de dag van vandaag. Doorgaans merk je er niks van, maar een enkele keer laait hij ineens even op, zoals vorig jaar, in augustus, in Charlottesville.

Als wij de heuvel van Monticello afdalen naar de bewoonde wereld regent het nog steeds. We besluiten te gaan lunchen in het restaurant uit de gids: Michie Tavern, een herberg hier vlakbij in de buurt, die in de 18de eeuw gunstig aan de postkoets-route lag. Ook weer zo’n taveerne van politieke discussie, waar de geesten werden aangescherpt en klaargestoomd voor de revolutie.
Als we naar binnen gaan stel ik vast dat we nog even blijven hangen in de tijd van 250 jaar geleden. Het is druk in de schaars verlichte herberg. De geur van etenswaren en natte jassen. Klanken van kletterende lepels op gebakken vaatwerk en slobberend slurpen uit tinnen timbalen. Een meisje met pofmouwen en haarmutsje, gekleed in een lange jurk van stugge stof met diep decolleté en wit schort met bruine vetvegen zwiert balancerend tussen de tafels door met boven haar hoofd een grote schaal met kippenbouten en hompen brood. In haar kielzog een oudere vrouw met gespierde onderarmen uit opgestroopte mouwen, gekleed in een grotere maat jurk van dezelfde stof, met in iedere hand een grote stenen kruik rode wijn om de bekers bij te vullen. Ze loopt met vierkante tred, haar zwierige tijd is voorbij. (Ik hoop dat ik de liederlijk middeleeuwse sfeer een beetje heb weten te treffen.) Het bedienend personeel is zichtbaar gewend aan een groot publiek met grote eetlust. Een gezellige vreetschuur kortom.
We krijgen een plaats toegewezen, gaan zitten en eten. Als we even later weer buiten staan ontdekken we dat we veel te zwaar getafeld hebben.
Na een kort autoritje nemen we onze intrek in het Hilton Garden Inn hotel in Charlottesville. We frissen ons op onder een warme douche. Het moderne hotel werkt als een tijdmachine. We zijn weer bijna terug in het heden maar nog niet helemaal. In onze reis door de tijd blijven we steken in een jaar geleden. De gebeurtenissen die hier augustus vorig jaar in dit schijnbaar vredige stadje plaatsvonden haalden het wereldnieuws.
In de Verenigde Staten is de laatste jaren een verhitte discussie op gang gekomen. Inzet daarvan zijn de standbeelden van oorlogshelden die in grote getale werden opgericht na het einde van de burgeroorlog. En dan gaat het in het bijzonder over de helden die aan de verkeerde kant van de geschiedenis eindigden. Deze herdenkingsdrift werd destijds oogluikend toegestaan om de wederopbouw en herintegratie van het zwaar getroffen Zuiden niet te frustreren. Maar in onze tijd, waarin het emotionele identiteitssentiment het steeds vaker wint van de tolerantie, zijn er weer twee kampen ontstaan. De progressieven interpreteren de foute standbeelden als een goedkeuring van het slavernij-verleden en vinden dat ze moeten verdwijnen, desnoods achter de muren van een museum. De conservatieven, die toch altijd al een diep gewortelde hekel aan de overheid hadden, voelen dit als een rechtstreekse aanval op hun collectieve identiteit en achten de tijd rijp om de Confederate flag weer uit de kast te halen. Vorig jaar kwam het tot gewelddadige confrontaties tussen extreemrechtse groepen en tegendemonstranten. Een auto reed in op een protestmars van de tegenstrevers. Een 32-jarige vrouw kwam daarbij om het leven en negentien mensen raakten gewond. De 45ste president van dit land liet er vervolgens zijn licht over schijnen. Hij oogstte protest uit alle hoeken van de wereld.

Aan het eind van de middag rijden we naar de binnenstad en vinden een parkeerplaatsje pal naast het gewraakte standbeeld. Robert E. Lee, bevelhebber van de Confederatie, prijkt hoog op zijn bronzen paard en kijkt uit over het kleine parkje wat het beeld omzoomt. Rondom het standbeeld is een fel oranje plastic politienet gespannen. Het bordje zegt: ‘NO TRESPASSING’. Het is stil in de stad, het is zondagmiddag en het is gelukkig even droog. We maken een korte wandeling door het centrum en gaan naar binnen bij Miller’s voor een biertje en bar-food. We voelen de lunch nog zitten.
Onze bestelling wordt geserveerd door een meisje van midden twintig, ze is aardig maar verder niet opvallend. Ineens valt mijn oog op iets wat ze op haar schort draagt, vlak naast haar pinapparaat. Het is een verkeersbord, een verbodsbord. Ronde rode rand met wit veld met diagonaal een rode streep. Achter de rode streep een zwarte swastika. Als ik later afreken vraag ik haar ernaar. Ze vertelt honderduit: Dat ze zo graag een good citizen wil zijn en dat ze naast haar baan veel vrijwilligerswerk doet. Dat ze het vreselijk vindt wat hier vorig jaar is gebeurd. Dat ze lang getwijfeld heeft maar nu toch een statement wil maken en dat ook wil uitdragen. Dat ze af en toe wel vervelende opmerkingen krijgt maar dat ze zich daar niks meer van aantrekt. Dan moet ze weer aan het werk. Op de bar wachten drie pitchers voor een groepje getatoeëerde mannen aan tafel 5.
Als we buitenkomen regent het weer pijpenstelen. Onder de overkapping van de veranda neemt een jongen van de bediening een korte pauze onder het genot van een sigaret. Nu we even blijven schuilen begin ik een praatje met hem over de rellen van vorig jaar. Na wat ontwijkende opmerkingen inhaleert hij en maakt een statement: ‘Nothing really happened, it’s all fucked up by the media. We love our statues. We are good people…’ Woorden die in de wind slaan, gehuld in wolken rook.
Als we teruglopen naar de auto sta ik nog even stil bij Robert E. Lee op zijn paard. Als je over hem leest vind je een bedachtzame man. Toen hij na de oorlog werd uitgenodigd voor het onthullen van weer een gedenkteken verontschuldigde hij zich in een brief. Een fragment hieruit luidt: ‘I think it wiser moreover not to keep open the sores of war, but to follow the examples of those nations who endeavored to obliterate the marks of civil strife,…’. Hij was zelf ook niet blij met al die standbeelden.
Terwijl wij naar het hotel terugrijden mijmer ik nog wat na over deze avond. Ik realiseer mij hoe diep en breed de kloof van verdeeldheid hier in Amerika is en vraag mij af of deze ooit nog overbrugbaar is.

En zo zijn wij weer terug waar het allemaal om begonnen was; waarom ik dit verhaal wilde vertellen. Dit verhaal over Amerika vertelt misschien wel iets over ons. Over de aard van de mens in de omgang met elkaar, in al z’n irrationaliteit, inconsistenties en contradicties. En degene die denkt dat deze eigenschappen beperkt blijven tot de Nieuwe Wereld vergist zich. Het enige verschil met onze Oude Wereld is dat de ontstaansgeschiedenis zich hier vanaf het begin af aan in sneltreinvaart heeft afgespeeld. Oorzaak en gevolg tekenden zich hier wat duidelijker af dan bij ons. Maar voor wie een beetje oplet is het niet zo vreselijk moeilijk om de parallellen in onze samenleving te ontdekken.
De weg die wij als mensheid hebben afgelegd eindigt vooralsnog waar wij nu zijn aangekomen, in het hier en nu. Voor ons ligt een open landschap. Alleen de bakens zijn al voor ons uitgezet en uit ervaring weten we dat dat lang niet altijd even goed is gedaan. Aan ons de vraag wat we daarmee gaan doen en waar wij met z’n allen naar toe willen. Eén ding lijkt intussen wel duidelijk: De weg terug is onbegaanbaar en afgesloten. Als je achterom kijkt zie je niet meer dan een stapel boeken, krantenknipsels, foto’s en videobeelden; het geïdealiseerde tijdsbeeld van de jaren waarin we jong waren.


Thirteen Colonies, september 2018.





Send e-mail



* Input required
Website by Tomston